Hoe vaak moet ik de filters van het Reactor-toestel reinigen?

De inlaatfilters filteren deeltjes die de terugslagventielen van de pompinlaat kunnen verstoppen. Door de eventuele isocyanaatresten aan het begin van de dosering weg te spoelen, zorgt u ervoor dat de hoeveelheid vocht die binnendringt in het systeem en het materiaalmengsel verontreinigt, tot een minimum wordt beperkt.

Tip van de opleider: hoewel het niet nodig is de inlaatfilters dagelijks te controleren, is het belangrijk dat ze niet verstopt raken. Het wordt aanbevolen om de toestand van de filter te controleren en de dagen te tellen waarop de filter er goed uitziet. Zodra de filter verstopt raakt, hebt u een idee om de hoeveel dagen u de filter moet controleren en reinigen.

Isocyanaat kan kristalliseren door vochtverontreiniging of bevriezing. Om verontreiniging van de filter aan de A-zijde te voorkomen, moet u nagaan of de materialen schoon zijn en de procedures voor een correcte opslag, overdracht en bediening volgen.

De inlaatfilter reinigen

Reinig de inlaatfilter aan de A-zijde alleen tijdens de dagelijkse opstart. U moet isocyanaatresten onmiddellijk aan het begin van de dosering wegspoelen om vochtverontreiniging tot een minimum te beperken.

Volg deze stappen om de filter dagelijks te reinigen:

BELANGRIJKE WAARSCHUWING: draag altijd passende persoonlijke beschermingsmiddelen wanneer u het spuitschuimdoseersysteem en de toebehoren reinigt of onderhoudt.

1. Sluit de vloeistofinlaatklep bij de pompinlaat en schakel de juiste voedingspomp uit. Op die manier wordt er geen materiaal gepompt terwijl u het filter reinigt.
   
   
2. Plaats een bak onder de zeef om de afvoer op te vangen wanneer de zeefplug (C) is verwijderd.
   
   
3. Verwijder de filter (A) uit het zeefverdeelstuk. Spoel de filter grondig met geschikt watervrij oplosmiddel en schud hem droog. Controleer het filter. Niet meer dan 25% van de mazen mag dichtzitten. Als meer dan 25% van de mazen verstopt is, moet het filter worden vervangen. Controleer de pakking (B) en vervang ze indien nodig.
   
   
4. Controleer of de buisplug (D) stevig is vastgeschroefd in de zeefplug (C). Installeer de zeefplug met het scherm (A) en de O-ring (B) op hun plaats en maak vast. Niet te strak aandraaien. Laat de pakking de afdichting maken.
   
   
5. Open de vloeistofinlaatklep, controleer of er geen lekken zijn en wrijf de apparatuur schoon. 

Raadpleeg de handleiding voor verdere instructies: